18 augustus 2012

2.1 Op Weg naar het Oosten


Heer Vos en Sjaak Kraaij zoeken het Oostwaards: Aflevering 1. Heer Vos wil een nieuw leven oostwaards beginnen. De eerste stap die kant uit is per bus naar het station te Arnheim. Heer Vos glipt als keeshond vermomd het voertuig binnen. Zijn maat Sjaak Kraaij legt de route in zijn natuurlijke plunje op het dak van de bus af. Door toedoen van een vriendelijk dame in de bus dreigt Heer Vos in het Opvang Centrum voor Dakloze Honden terecht te komen......


Heer Vos staarde droefgeestig het hem zo vertrouwde vergezicht in vanaf de top van de Bovendoornsche Heuvel. 
      “Mijn leven is mislukt,” vertrouwde hij zijn maat Sjaak Kraaij toe, “in al die jaren ben ik er niet in geslaagd om ook maar één kip uit boer Jansen’s kippenparadijs te verschalken. Ik heb het ondergronds geprobeerd, vanuit de lucht en zelfs met bruut geweld door het hek heen. Het is allemaal misgelopen. Ik moet hier weg. Misschien dat het elders beter is. Mijn horizon vergroten. Verleggen. Een nieuwe uitdaging aangaan.”

       “Je wil toch niet zeggen dat je geen kippetje meer lust,” vroeg  Sjaak achterdochtig.

      “Niet meer, en niet minder,” antwoordde Vos gelaten. “Het zal me een worst wezen. De vraag is: Waarheen? Welke richting moet ik inslaan om mijn leven, ach hoe moet ik het zeggen.......”
      “Een nieuwe wending te geven?” probeerde Kraaij behulpzaam.
      “Zoiets, ja,” mompelde Heer Vos.
      “Voor zover ik de richtingen vanuit de lucht heb kunnen bekijken zit het zo,” begon Sjaak Kraaij uit te leggen, “als je naar boven gaat,”
      “Naar het noorden, bedoel je?” onderbrak Vos.
      “Naar het noorden,” beaamde Sjaak, “nou, als je dat lang genoeg doet dan kom je op de noordpool. Daar is alleen maar sneeuw en ijs en kou.”
      “En hoe zit het met de pinguins,” vroeg Vos hoopvol.
      “Die zitten aan de zuidpool, de andere kant uit.”
      “Dat zouden we dus kunnen proberen,” overwoog Vos.
    “De Zuidpool is héél ver weg,” gaf Sjaak te kennen. “En bovendien, voordat je op de zuidpool komt moet je eerst door de woestijn. De Sahara. Het is daar overdag bloedheet en er is geen water. Alleen woestijnvossen kunnen dat aan. Nederlandse vossen komen er nooit doorheen. Tenzij op een kameel onder begeleiding.”
      “Ik op een kameel,” zei Vos bedachtzaam. ”Ik weet niet of ik dat wel zie zitten. Lijkt meer op een Fata Morgana, als je begrijpt wat ik bedoel.” (Terzijde: Jongens en meisjes, een fata morgana is een moeilijk woord voor een optische illusie veroorzaakt door verticale warmteverschillen in aangrenzende luchtlagen).
      “Eerder een fatale morgana,” als je het mij vraagt,” beweerde Kraaij, die ook het vliegen in een dergelijke hitte niet zag zitten. “Dan ligt de zee in het westen,” vervolgde Kraaij. “Duizenden kilometers water. Dat is niks voor een Kraaij. Die zijn daar niet op gebouwd. Wij zinken, waar anderen drijven. Zoals de Albatros.”
      “Begrijpelijk," erkende Vos, ”en hoe zit het met de andere kant van het westen?
      “Oh, het oosten bedoel je?”
     “Uiteraard, het oosten. Het verre oosten, het midden-oosten, gewoon als het maar oost is......”
   “Dat is allemaal land. Duizenden en duizenden kilometers land. Duitsland, Rusland, Mongolie, China. Met van alles er boven en er onder.” Kraaij zweeg bij het voorstellen van deze immense landenmassa.
    “Mm,” mijmerde Vos, “het lijkt mij wel wat, die kant uit. Oostwaards. Het zijn wel afstanden niet?"
      “Het vervoer?“ vroeg Kraaij zich af. “Hoe moet dat nu? Zelfs voor een vliegende kraaij is het een heel fors eind. Voor een loopse vos is het niet te doen.”
      “Niet nodig, dat vliegen of lopen,” bedacht Heer Vos. “Wij gaan liften.”
      “Liften,” herhaalde Kraaij ongelovig, “Wie neemt ons nu mee? Een vliegende Kraaij en een Vos die zijn leven een nieuwe richting wil geven?”
     “Geen probleem,” beweerde Vos voldaan. Hij had ervaring in het liften. “Wij gaan per spoor naar het oosten. Wij nemen gewoon de goederentrein. Met name de nachtgoederentrein. In goederentreinen heb je geen kaartjes controle. Je moet je onderweg gewoon gedeist houden. Als je geluk hebt kom je in een trein terecht die etenswaren  vervoert. En als je pech hebt dan spring je er gewoon uit. Zo gaat dat.”

*   *   *

De heren besloten nog diezelfde nacht te vertrekken, per trein dus, en moesten zich derhalve in de namiddag naar het bijzijnde station begeven. Alvorens tot deze ingrijpende stap over tegaan moesten er belangrijke Voorbereidende Maatregelen genomen worden. Allereerst was het tijd voor een hartige hap. “Ik heb nog een pakje kippensoep,” deelde Kraaij mee, “dat kan nu wel op. Daarna zien we het wel.”
      Dan was het tijd voor geschikte kledij. “Het lijkt me handig als ik voor de gelegenheid mijn hondenpak aantrek,” besloot Vos. “Onze reis brengt ons onvermijdelijk in nauw contact met allerlei dieren. Ook dat tweebenige dier dat mens heet. En mensen houden niet van vossen, maar wel van honden.”
   Het hondenpak bestond uit een sportief jasje met bijbehorende pet dat vaak door keeshonden gedragen wordt. Het jasje had een vrolijk maar toch stemming ruitjespatroon. Vos trok het jasje aan, zette de bonte boerenpet op en, voila, hij was door deze simpele ingrepen niet van een echte keeshond te onderscheiden. Kraaij verklaarde eens te meer dat hij van nature goed in de veren gestoken was en derhalve geen aanvullende of verhullende attributen van node had. Vos gooide de ingangen van zijn vossehol dicht. Gesterkt door het smakelijke voedsel togen de heren nu goed gekleed en welgemoed op reis.

Heer Vos op Weg naar het Oosten
in het gebruikelijke plunje van de keeshond.


Het eerste doel was het station te Arnheim. Per bus. Vanuit Arnheim vertrekken dagelijks vele goederentreinen oostwaards. De Baarnsche Bossen, het domein waar Vos en Kraaij vertoefden, lag niet ver van Arnheim. Heer  Vos en Kraaij hadden talloze keren de bus richting Arnheim zien vertrekken van de halte tegenover de kippenboerderij klasse 2A van boer M. Jansen. 
     “Wij doen dat als volgt,” verklaarde Vos, “Jij gaat op het dak zitten en ik sluip naar binnen met de passagiers mee. Binnen verschuil ik me dan. Tot het eindpunt van de rit.”
     En zo deden ze dat. Heer Vos glipte in het halfduister verscholen tussen de instappende passagiers naar binnen. Hij plaatste zich braaf naast een dame waarvan hij vermoedde dat zij op honden gesteld was. “Braaf hondje,” sprak het vrouwtje dan ook toen Heer Vos haar met glanzende ogen aankeek en zijn bek op haar been liet rusten. Zij aaide de zwijmelende Vos over de nek – zijn hoofd en bovenlijf waren immers onder pet en jasje verborgen. “Ja,” sprak de hondenliefhebster tot zichzelf, “keeshonden zijn o zo slim. Bijna net zo slim als een vos.” 
      Heer Vos bracht een instemmend kefje ten gehore.
      “O jij verstaat wat ik zeg, niet?” vroeg de dame vriendelijk. “Waar is je baasje? Eigenlijk hoor je in de bus aan de lijn gehouden te worden.” En zij speurde naar een passagier met een hondelijn. “O jeetje, ik zie dat je ook geen halsband met penning hebt. Je bent toch niet toevallig een zwerfhond? Heeft je baas je ergens op een verlaten plek uit de auto gegooid? Of ben je weggelopen?”
      De loop van het gesprek beviel Heer Vos niet. Als hij ergens een henkel aan had dan was het wel een halsband, en aan de lijn gehouden honden waren een doelwit van spot van onze Vos. “Pak me dan, als je kan,” was een geliefd spelletje van deze vrijbuiter, maar dit was iets geheel anders.  
      Het vriendelijke vrouwtje wist van geen ophouden. “Misschien dat ik je dan toch maar mee naar huis moet nemen, al is het maar voor één nachtje. Dan breng ik je morgen gezellig naar het Opvang Centrum voor Dakloze Honden. In "De Mensenvriend" zorgen ze reuze goed voor weggelopen of verlaten beesten. De verzorgers gaan je met zeep wassen, ontsmetten je, spuiten de vlooien en teken er uit, geven injecties tegen Alle Honden Ziekten,  en je krijgt natuurlijk een goede hap biologisch verantwoord eten. En als dat allemaal gebeurd is dan ga je in een grote kooi met je soort- en lotgenoten. Dan heb je ook nog passend gezelschap.”
    Dit scenario beviel Heer Vos allerminst. “Hoe kan een vriendelijk iemand toch zo wreed zijn?” vroeg hij zich af.
    (Terzijde: Vossen en honden hebben een moeilijke verstandhouding. Aan de ene kant zijn ze aan elkaar verwant en beiden houden er van om achter de konijnen aan te zitten. Soms kunnen zij elkaar niet uitstaan. Vossen hebben honden nooit hun deelname in de vossenjacht vergeven!).

Zal Vos in het Honden Opvang Centrum “De Mensenvriend” belanden of zijn reis zoals voorzien kunnen voortzetten? Daarover meer in de volgende aflevering!



© Zamfactor Ltd. 2013. Alle rechten voorbehouden.





Geen opmerkingen: