13 oktober 2011

4. De Hemelvaart van Gerrit Kraaij

Aflevering 4 van de Alles Onthullende Verhalen over Sjaak Kraaij en Heer Vos. Vervolg op afl. 3. In deze episode aankomst en vertrek van neef Gerrit Kraaij, een uit de school gevallen wankelende figuur, die het hogerop moet zoeken. 
Sjaak Kraaij


Gerrit, het niet-deugende neefje van Sjaak Kraaij, die door zijn oom van uit de lucht het kippenhok van boer Jansen in-gedropt was, kwam hals-over-kop tuimelend tot stilstand vlak voor de poten van Dora. Te aldaar liet Gerrit met grote overtuiging een meelijwekkend kras-gekreun horen. Dora Kordaat, de hoofdkip van afdeling 2A, was een beetje bijziend; eerlijk gezegd, ze was behoorlijk kippig en kon zonder bril niet duidelijk bekijken wat voor haar op de grond lag lag. Maar het gekreun en gesteun was goed hoorbaar.

      “Wat is dit,” kukelde ze verbaasd voor zich uit, “of wat zou dit kunnen zijn?” Dora plaatste haar bril op haar snavel. “Dat helpt. Juist ja. Hm. Uit de lucht gevallen gevonden voorwerp. Gehavend vogelachtig voorwerp. Kan niet vliegen. Mogelijk vleugellam. Wel geluid voortbrengend. Met gedeeltelijk bedekte bevedering. Verband dragend. Of ist-ie verkleed? Kuuk nog an toe. En zie die bek eens. Dat kan nooit een kip zijn. Een kip heeft een snavel en behoort tot de familie der gesnavelden. Wij, huiskippen, Kippus Gallus finus domesticus, behoren tot het soort der fijnsnaveligen. (Lezers, dit hadden zij er in Barneveld goed ingestampt. Later meer over dit subtiele onderwerp! Ter toelichting: Dora had in Barneveld haar opleiding genoten). Dit gestrande gevederde gevogelte heeft geen snavel maar een bek. Een grote bek, verhoudingsgewijze gesproken natuurlijk.”
      “Mien, reik me eens een stokje aan.”
Mien, haar assistente en nummer twee in de kippen pikorde, had met onverholen bewondering de beschrijving van Dora gevolgd. Zij reikte een stokje aan in opgetogen afwachting van wat Dora nu weer zou gaan doen. Ja, met de komst Dora was alles veranderd in afdeling 2A.
      “Dank je Mien,” zei Dora, en gebruikte het langwerpige voorwerp om Gerrit een pootje van Gerrit te lichten, ondanks het krasselijke blijf-van-me-lijf-af ongenoegen van de eigenaar van het opgelichte lichaamsdeel.
      “Zie je dat Mien,” sprak Dora wijzend op de grote poot (verhoudingsgewijze natuurlijk!) van Gerrit. “Het is duidelijk een boomzitter, getuige de langgerekte vorm van de tenen met nagelachtige haken op het einde. Dat zijn klauwen. De kleur van het gevederte in aanmerking nemend zou ik zeggen dat we met een ekster, kauw of kraai te maken hebben.”

Gerrit, jong als hij was, wist donders goed dat kippen het niet op kraaien hebben. Ook niet op eksters of kouwen. Het werd tijd om de bek open te doen. Als je zo’n toom kippen tegen je kreeg dan was je in een mum van tijd kaalgeplukt. Op zijn minst. Hij besloot dus er het volgende verhaal uit te krassen:
      “Zoals u zegt mevrouw ben ik een kraai. Ik ben een wees-kraai zowel van vaders als moeders zijde. Een bevriende kippenfamilie heeft mij opgevoed. (Lezer, je zit hoe Gerrit hier de boel aan het belazeren is! Hij probeert hier kippen-sympathie op te wekken. Zullen de kippen er in trappen?!). Deze vriendelijke vogels hebben mij hartverwarmend verzorgd toen ik uit de boom gevallen ben. Totdat mijn oom, die gemenerik, mij oppakte en met me weg vloog. Mijn oom zei: “Een kraai hoort niet door een kip opgevoed te worden. Dat is onnatuurlijk.”” Toen ik zei dat de kippen goed voor me zorden en bij ze wilde blijven werd hij boos. Heel boos.
      “O ja,” kraste hij op een lelijke, dreigende manier, “als dat zo is dan zal ik je eens even laten zien hoe de kippenwereld er echt uit ziet!” En hij liet me hier laaghartig naar beneden vallen......”

Terwijl Gerrit bezig was deze droevige, harteloze familiegeschiedenis uit de doeken te doen schaarden de kippen zich rondom het deerniswekkende kraaiejong en sloeg Heer Vos de gebeurtenissen op afstand met oprechte belangstelling gade. 
      “So far so good, Sjaak,”  bemerkte Heer Vos, “maar ik kan niet goed zien wat er nu aan de hand is. Ze staan allemaal om Gerrit heen.”

      “Ik zal eens even polshoogte nemen,” bood Sjaak aan, “met een omweg vlieg ik naar de kastanjeboom aan de rand van het erf. Dan kan ik vandaar een oogje in het zeil houden!” En vloog weg.

Dora en Mien riepen de voltallige kippenraad bijeen om maatregelen en besluiten te nemen Gerrit betreffende. Er ontstonden al snel twee kampen: voorstanders en tegenstanders van het verblijf van Gerrit in het hok. De voorstanders hadden meelij gekregen met de in smerig verband gehulde weeskraaij, zeiden dat-ie al wat kippen-gewoontes had geleerd en dus zonder al te veel problemen opgenomen kon worden in het kippendom. De tegenstanders moesten daar hartelijk om lachen. “Heb je ooit een kipachtige kraai gezien?” vroegen ze smalend. “Van een kraai maak je nu eenmaal geen kip. Net zo goed als je van een kip geen kraai kan maken. Heb je ooit een kraai “nee” horen krassen tegen een versgelegd eitje? Eens een kraai, altijd een kraai. En de Grote Kip mag weten wat voor ziektes en ongedierte hij bij zich draagt.”

Dit was het moment voor Dora om zich in de discussie te mengen. Hoewel zij bovenaan stond in de pikorde liet ze altijd de raadsleden zich eerst uitspreken alvorens met een gezagdragende oordeel te komen.
      “Laat ik het argument samenvatten,” sprak Dora Kordaat. “Diegenen die het gevallen kraaienjong onderdak willen verschaffen doen dit op grond van het fijnsnavelige argument dat wij vogels allemaal avianen zijn, of we nu wit of zwart zijn, groot of klein, dat doet er nu toe; en als vogels hebben wij allen de plicht vogels te helpen die in de problemen zitten. Degenen die het kraaiejong willen verjagen zeggen dat wij niet weten wat we aan hem hebben, dat hij onbetrouwbaar is en vol met ziekten kan zitten. Zusters,” gaf Dora op klare toon te kennen, “In elk van de argumenten zit een kern van waarheid. In het voortreffelijke  boek De Ordentelijke Kip wordt overtuigend aangetoond dat een opgedrongen vreemdeling diepgaande verstoringen in de kippenorde te weeg kan brengen en derhalve uiterste voorzichtigheid geboden is. In het eveneens zeer lezenswaardige De Goede Kip wordt met name de fijnsnavelige kant van het vreemd gaan onder de loep genomen. Ook hier wordt benadrukt dat je niet zomaar het nest met een ander moet delen. In het indringende De Vervreemde Kip wordt het element van vervreemding benadrukt dat optreedt als de elementen van de kippensamenleving niet langer samen schijnen te hangen. Het ons kent ons kan ontaarden in een ons kent ons minus één. Of meer, of minder. Daar kunnen wij niet mee uit de poten. Wat nu te doen? Aan de ene kant hebben wij de plicht voor ons zelf te zorgen en de leg goed aan de gang te houden (Terzijde: Dora wist donders goed dat boer Jansen zijn dure gezondheids voer niet ging besteden aan niet-leggers!), aan de andere kant kunnen wij niet voorbij gaan aan het feit dat één van onze medevleugelachtigen in nood verkeert.”
Sjaak, strategisch geplaatst in de grote kastanje boom in een hoek van het kippenerf, luisterde met ontzag naar wat Dora te zeggen had. “Het is dat zij een kip is, mompelde hij voor zich heen, maar als zij een kraai zou zijn......”

      “Tenslotte,” somde Dora op, “is er het doorslaggevende feit dat wij ons bevinden op het land van boer Jansen, die ons hier gebracht heeft en ons voedt. Dit kraaienjong is niet door boer Jansen hierheen gebracht en is derhalve niet welkom. Kort en goed: Het beste voor ons en dit lamme kraaienkuiken is dat-ie opkrast.”
      Nu begon Gerrit erbarmelijk te krassen. “Meelij, heb meelij,” smeekte hij terwijl de krokodillen tranen uit zijn ogen liepen.
      “Dat hebben wij ook,” verklaarde Dora. “Als we jou hier houden dan smijt boer Jansen je de sloot in. Dus ben je in de lucht beter af.”
      “Maar ik kan nu juist niet vliegen!”
      “Dat regelen we wel, tenzij je liever wilt leren zwemmen.” sprak Dora. “Mien breng die ballon eens hier.” En wees naar een grote feestelijke luchtballon aan de afrastering waarop te lezen stond: 25 JAAR GETROUWD. Het touwtje van de ballon werd om Gerrit heen gebonden terwijl twee potige kippen de ballon stevig beet en aan de grond hielden, totdat Gerrit goed vast zat.

De gehavende Gerrit Kraaij de lucht in dankzij het duurzame huwelijk van boer en boerin Jansen.

      “Je hebt geluk dat boer en boerin Jansen het 25 jaar met elkaar hebben uitgehouden,” sprak Dora ten afscheid toen Gerrit die dag ten tweede male het luchtruim koos. Er stond een stevige bries en hij was dan ook spoedig uit de kippenhorizon verdwenen.



*    *    *



Of Gerrit hiermee definitief uit het leven van Sjaak en heer Vos verdwenen is ligt verborgen in de schoot der toekomst. Vast staat wel dat het tweetal de hemelvaart van Gerrit laconiek opnamen. Toen Sjaak in de gaten begon te krijgen wat de kippen aan het doen waren vloog hij ijlings terug naar de uitkijkpost op de heuvel.

      “De kippen laten Gerrit onvrijwillig  het luchtruim kiezen,” rapporteerde Sjaak aan Vos, “O jee, daar gaat-ie!”
      “Is dat Gerrit die nu alweer vertrekt? Hij heeft het daar niet lang uitgehouden,” sprak Vos teleurgesteld. “Mijn verwachtingen waren hoog gespannen,” voegde hij er aan toe, de alsmaar stijgende Gerrit naogend.
      “Hoe dan ook, het is toch leuk voor hem dat hij de kans heeft iets van de wereld te zien zonder er een vleugel voor uit te hoeven steken,” besloot Vos terwijl Gerrit uit het zicht verdween.

Geen opmerkingen: