Posts tonen met het label Vos en Kraaij Deel 2. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vos en Kraaij Deel 2. Alle posts tonen

19 september 2012

2.3 Per Spoor naar Krakow


Met Vos en Kraaij Oostwaards: Aflevering 3. De heren begeven zich als verstekelingen oostwaards in de nachtgoederentrein. Tot hun aangename verrassing treffen zij in een openstaande wagon Sjonnie de Mol aan. Deze ingenieur tunnelbouw is op weg naar Krakow waar de Olympische Spelen voor Dieren zullen plaatsvinden. Sjon haalt Vos en Kraaij over om mee te doen.......


Nadat Heer Vos en Gerrit Kraaij goed gemutsts de stationrestauratie van het station Arnheim verlaten hadden gingen zij op zoek naar de nachtgoederentrein richting het Oosten. Kraaij kende het station uit een vroeger, zwervend bestaan. De maten hadden derhalve weinig moeite met het vinden van het goederentrein remplacement. “Er hangen van die klapbordjes aan de wagons,” informeerde Kraaij Heer Vos, “en daarop staat waar de trein naar toegaat.”
      Omzichtig en voorzichtig om geen aandacht te trekken van wakende spoorwegbeambten liep het reisgezelschap langs de rijen treinen. Osnabrück, lazen zij. Roma. En toen:

Bestemming: Station Krakow.
Land: Polen / Polska.
Vertrektijd: 01.00 uur Vandaag.
Lading: 1 Koe met begeleiding. 

      “Deze gaat naar het Oosten,” fluisterde Kraaij opgewekt. “En kijk daar eens, de deur staat open!”
      De heren stapten kwiek naar binnen. Tot hun aangename verassing troffen zij op de vloer een laag stro aan. “Lekker warm en zacht,” becommentarieerde Heer Vos. “Die spoorwegen zorgen toch wel goed voor ons.” En vleidde zich neer om van een welverdiende rust te genieten.
      “Ik voel iets,” zei Heer Vos, “Er beweegt iets onder me.” De reizigers hoorden een piepende stem: “Waar komt dat drukkende gevoel vandaan? Als of er iets op me ligt! Ben jij dat Nellie?”
      En daar verscheen een beest uit het hooi. Kraaij en Vos zagen een klein hoofd met grote zonnebril en sportief hoedje rond zich turen. “Herken jij die stem?” vroeg Kraaij. “Ben jij dat Sjonnie?”

Plaatje 1. Een onverwachte ontmoeting.
      “Dat klinkt als Gerrit,” kwam het antwoord. “Dan zal die ongevoelige Vos wel op me gelegen hebben. Wat doen jullie hier?”
      “Wij zijn op weg naar het Oosten,” verklaarde Vos, “want het is daar beter. Het daagt daar, als je begrijpt wat ik bedoel.”
      “Ik ben op weg naar de Dieren Olympiade,” liet Sjonnie met enige trots weten. “Die begint over twee dagen, in Krakow. Ook wel Krakau genaamd, in het nederlands dan. Ik doe mee aan de onderdelen blindschieten en tunnelen. Tunnelen,” verklaarde ingenieur S. de Mol, “is alleen voor mollen. Blindschieten is voor iedereen met beperkt gezichtvermogen.”
      “Doen er ook kippen mee?” vroeg Vos met een uitgestreken gezicht.
      Sjon keek Vos achterdochtig aan. “Zoals je weet is de Dieren Olympiade een tijd van, en een gelegenheid voor, algemene dierenverbroedering. Het is een tijd waarin de dieren elkaar leren kennen zonder culinaire drijfveren. Het is dan ook een strikt vegetarische wedstrijd.”
      “Het is dus niet de bedoeling,” merkte Kraaij praktisch op, “dat de deelnemers elkaar op eten gedurende de Spelen.”
      “Inderdaad,” bevestigde Sjonnie, “zo zit dat, en daar wordt strikt de hand aangehouden. Overtreders worden streng gestraft.”
      “En wie is die Nellie,” wilde Vos weten.
      “Nellie Koe,” deelde Sjonnie mede. “Zij zou ook meedoen. In het onderdeel melkgifte. Ook heel handig voor onderweg. Altijd wat te drinken, met zo’n fraaie friezin in de bak.”
      “Klinkt goed,” gaf Vos te kennen, die ook wel een slokje lustte. “Ik denk, Gerrit, dat wij ook maar eens een kijkje in Krakow moesten nemen.
      “Je kan je zelfs ter plekke inschrijven,” vertelde Sjon. “Het zijn zogenaamde open spelen. Niks geen gedoe met commissies of committees. Zolang je maar goed bent in één van de onderdelen en de minimum standard haalt. Zo is er het nummer schoonspringen uit de boom. Echt iets voor jou Kraaij! Je laat je vallen, doet onderweg wat fraaie toeren zoals de enkele of dubbele salto, al dan niet met gedraaide hoek, en op het laatste moment spreid je je vleugels om alsnog zacht te landen. Niks voor een mol natuurlijk,” voegde Sjon er aan toe. “Oja,” bedacht Ir de Mol, “Vos kan natuurlijk heel goed meedoen in de afdeling staart trekken. Dat is een reuze spannend onderdeel waarbij de staarten van twee dieren met een touw aan elkaar gebonden worden, en dan gaat het erom welk dier de ander over de streep kan trekken.” Vos keek zuur want aan staart trekken had hij geen goede herinnering. (Terzijde: beste lezer, lees hier meer over in het verhaal Heer Vos Gaat Ondergronds, te vinden in deel 1).
      Buiten klonk gefluit en de trein maakte wat schokkende bewegingen. “Het ziet er naar uit dat we Nellie wel kunnen vergeten, Zei Sjon spijtig, “ Dat is wel jammer want deze wagon was eigenlijk voor haar. Zij staat internationaal bekend om haar fenomenale melk afgifte!”
      Vos glimlachte. “Het zit ons mee,” merkte hij op, terwijl de trein zich in beweging zette. “Is het niet zo, geachte Gerrit en ingenieur de Mol, dat wij in feite de verzorgers zijn van olympisch kandidate Nellie, die echter nog niet in de wagon geklommen is. Maar wat niet is, kan nog komen nietwaar?”
      “Ik dacht niet dat jullie bij de verzorgersequippe behoorden,” besloot Sjon terwijl de trein op gang aan het komen was, “maar nu jullie hier toch zijn kunnen jullie net zo goed blijven zitten. Ik kan zelf ook wel enige begeleiding gebruiken,” voegde Sjon er aan toe. “Met Nellie kon ik toch wel wat beter uit de poten.”

Wordt vervolgd..........


© Zamfactor Ltd. 2013. Alle rechten voorbehouden.

26 augustus 2012

2.2 Ondeugd in de Stationsrestauratie


Oostwaards met Vos en Kraaij: afl. 2. Waarin louche taferelen uit de stationsrestauratie te Arnheim. Deze aflevering bevat wat in goed nederlands adult content heet. 18 + dus. Kinders, laat je ouders het volgende verhaal niet niet onder ogen komen! Het kan ze op verkeerde ideeën brengen!


Lezers, gegroet! In de voorgaande aflevering zagen we onze antagonisten naar het oosten vertrekken om een nieuw leven te beginnen. De eerste stap was per bus naar het station te Arnheim om vandaar met de nachtgoederentrein verder te reizen. In de bus ontdekt een vriendelijke dame dat de als hond vermomde Heer Vos niet over een halsband en penning beschikt. Zij besluit Heer Vos mee te nemen naar het Opvang Centrum voor Dakloze Honden....... 

Fig. 1. Vos in de bus met de Vriendelijke Dame terwijl Sjaak een oogje in het zeil houdt.

Heer Vos blikte door het raam van de bus en zag tot zijn opluchting dat het openbare vervoermiddel inmiddels Arnheim binnen gereden was. 
      “Nog twee haltes, mijn hondje,” sprak de vriendelijke dame, “en dan zijn we er. Vandaar is het maar een minuutje lopen naar mijn huis. Je zal het daar reuze leuk vinden. Daar is nog een hond, een echte duitse herder. Een grote goede waakhond. Nee, je hoeft nergens bang voor te zijn.”
    Op dat moment werd er op het raam getikt. Heer Vos zag het hoofd van Kraaij die ondersteboven met zijn snavel tegen het raam tikte.  Vos seinde met zijn poot dat hij naar buiten zou stappen. En inderdaad, bij de volgende halte glipte hij razend snel na de laatste uitstappende passagier naar buiten. Zowel de busconducteur als de vriendelijke dame hadden het nakijken.
      “Zielig toch,” zuchtte de dame, “Altijd maar op de vlucht moeten zijn, omdat je geen hondenpenning hebt......Tja, dan heeft mijn Bello het wel een stuk makkelijker!”
      “Mevrouw,” deed de conducteur zich melden, “dat mag dan wel zo wezen maar ondertussen betalen die clandestiene honden mooi geen belasting. Uiteindelijk hangen ze hier rond op onze kosten. En stelen doen zij ook nog.”
      “Geen wonder,” antwoordde de dame, “zonder hondenpenning kunnen ze nergens aan de bak komen. En als ze dan het geluk hebben om in een Opvang Centrum voor Daklozen terecht te komen, dan is het ook maar voor twee weken. Ik hoef u niet te vertellen wat er daarna met ze gebeurt, wel?" 

Op weg naar het station deed Vos verhaal van zijn wedervaren in de bus. “Het is toch wel een voorrecht om gevleugeld te zijn,” verklaarde Kraaij, “niks geen penningen en halsbanden om je nek.”
      “Ik heb honger gekregen, van al die besognes” merkte Vos op, terwijl het stationsgebouw in het zicht kwam. “Laten we eens kijken wat de stationsrestauratie te bieden heeft. En het is toch te vroeg voor de nachttrein.”
      De stationsrestauratie was een wat groezelig lokaal waar zwervers en dronkaards zich vaak ophielden. De restaurateur had, om reizigers en niet-reizigers te onderhouden, een grootbeeld televisie in de ruimte geplaatst; keurig in een metalen raamwerk ter voorkoming van diefstal. Heer Vos had moeite om de aandacht van de ober te trekken want ook deze was geheel en al verdiept in wat het scherm te bieden had. 
     “Ober!” kefte Heer Vos op luide toon, “Twee maal kippensoep met drum sticks en patat!”
      De ober, ene Joep de Beer, keep Vos verstoord aan. “Vriend,” voegde Joep Heer Vos toe, “in deze ruimte wordt niet geschreeuwd. Hier houden we het beschaafd.” En slofte naar de micro-wave om de gevraagde etenswaren op te warmen.
      Nu pas konden Heer Vos en Kraaij zich neerzetten om, met het opgewarme voedsel voor zich, te samen met de andere bezoekers naar Het Scherm te kijken. Tot hun niet geringe verbazing zagen ze een half blote dame vanuit het scherm lonken die zei: “Paps, wil je ook eens ondeugend zijn? Maak dan een afspraak met een dame die daar ook zin in heeft! Daar zijn er velen van, ook bij u in de buurt. NetSex is u gaarne van dienst met de volgende telefoonnummers. Ook speciale diensten voor gehandicapten en bejaarden! Bel NetSex voor nette sex. U zult er geen spijt van hebben!” besloot de half blote dame de buisreclame.
      “Zo te horen hebben ze niets voor dieren,” sprak Kraaij teleurgesteld.
      “Dat komt nog wel,” stelde Vos Kraaij gerust.
      “Wil jij niet eens ondeugend zijn, Vos?” vroeg Kraaij.
      “Ik ben altijd al ondeugend, dus wat is het verschil?” gaf Vos te kennen. “Trouwens, ik ken die hele dame niet. Waarom denk je dat zij van boven geen kleren aan heeft?”
      “Misschien is zij ondeugend aan het doen,” opperde Kraaij. “Zij lijkt wel wat op de vrouw van Boer Met Jansen.”
      “Nu zal je het hebben,” riep Vos getroffen uit. “Denk je dat Met (van Methusalem; de voornaam van Boer Jansen) weet dat zijn ega op de teevee half naakt naar mannen zit te lonken? Heerlijk soepje trouwens, en die drumsticks mogen er ook zijn. Kraaij, neem jij mijn patat maar, ik houd het liever bij kip.”
      Een aangeschoten zwerver was geraakt door de verleidelijke reclame en begon luidkeels te zingen: “Ik wil zo graag ondeugend zijn, maar ik heb jouw nummer niet.”
      Joep de Beer greep attent in. “Bek dicht, dakloze, anders flikker ik je de tent uit. Dit is een beschaafde stationsrestauratie zonder kapsones. Begrepen?”
      Heer Vos en Sjaak maakte van de gelegenheid gebruik om er stilletjes tussen uit te knijpen. “Die botjes kunnen ook wel mee, Kraaij,” raadde heer Vos aan, “je weet nooit hoe lang het duurt voordat we weer een goede maaltijd kunnen genieten. Laat de rekening maar op tafel liggen. Misschien dat iemand anders daar nog iets aan heeft. En nu op weg naar de trein!”

Wordt vervolgd....


© Zamfactor Ltd. 2013. Alle rechten voorbehouden.

18 augustus 2012

2.1 Op Weg naar het Oosten


Heer Vos en Sjaak Kraaij zoeken het Oostwaards: Aflevering 1. Heer Vos wil een nieuw leven oostwaards beginnen. De eerste stap die kant uit is per bus naar het station te Arnheim. Heer Vos glipt als keeshond vermomd het voertuig binnen. Zijn maat Sjaak Kraaij legt de route in zijn natuurlijke plunje op het dak van de bus af. Door toedoen van een vriendelijk dame in de bus dreigt Heer Vos in het Opvang Centrum voor Dakloze Honden terecht te komen......


Heer Vos staarde droefgeestig het hem zo vertrouwde vergezicht in vanaf de top van de Bovendoornsche Heuvel. 
      “Mijn leven is mislukt,” vertrouwde hij zijn maat Sjaak Kraaij toe, “in al die jaren ben ik er niet in geslaagd om ook maar één kip uit boer Jansen’s kippenparadijs te verschalken. Ik heb het ondergronds geprobeerd, vanuit de lucht en zelfs met bruut geweld door het hek heen. Het is allemaal misgelopen. Ik moet hier weg. Misschien dat het elders beter is. Mijn horizon vergroten. Verleggen. Een nieuwe uitdaging aangaan.”

       “Je wil toch niet zeggen dat je geen kippetje meer lust,” vroeg  Sjaak achterdochtig.

      “Niet meer, en niet minder,” antwoordde Vos gelaten. “Het zal me een worst wezen. De vraag is: Waarheen? Welke richting moet ik inslaan om mijn leven, ach hoe moet ik het zeggen.......”
      “Een nieuwe wending te geven?” probeerde Kraaij behulpzaam.
      “Zoiets, ja,” mompelde Heer Vos.
      “Voor zover ik de richtingen vanuit de lucht heb kunnen bekijken zit het zo,” begon Sjaak Kraaij uit te leggen, “als je naar boven gaat,”
      “Naar het noorden, bedoel je?” onderbrak Vos.
      “Naar het noorden,” beaamde Sjaak, “nou, als je dat lang genoeg doet dan kom je op de noordpool. Daar is alleen maar sneeuw en ijs en kou.”
      “En hoe zit het met de pinguins,” vroeg Vos hoopvol.
      “Die zitten aan de zuidpool, de andere kant uit.”
      “Dat zouden we dus kunnen proberen,” overwoog Vos.
    “De Zuidpool is héél ver weg,” gaf Sjaak te kennen. “En bovendien, voordat je op de zuidpool komt moet je eerst door de woestijn. De Sahara. Het is daar overdag bloedheet en er is geen water. Alleen woestijnvossen kunnen dat aan. Nederlandse vossen komen er nooit doorheen. Tenzij op een kameel onder begeleiding.”
      “Ik op een kameel,” zei Vos bedachtzaam. ”Ik weet niet of ik dat wel zie zitten. Lijkt meer op een Fata Morgana, als je begrijpt wat ik bedoel.” (Terzijde: Jongens en meisjes, een fata morgana is een moeilijk woord voor een optische illusie veroorzaakt door verticale warmteverschillen in aangrenzende luchtlagen).
      “Eerder een fatale morgana,” als je het mij vraagt,” beweerde Kraaij, die ook het vliegen in een dergelijke hitte niet zag zitten. “Dan ligt de zee in het westen,” vervolgde Kraaij. “Duizenden kilometers water. Dat is niks voor een Kraaij. Die zijn daar niet op gebouwd. Wij zinken, waar anderen drijven. Zoals de Albatros.”
      “Begrijpelijk," erkende Vos, ”en hoe zit het met de andere kant van het westen?
      “Oh, het oosten bedoel je?”
     “Uiteraard, het oosten. Het verre oosten, het midden-oosten, gewoon als het maar oost is......”
   “Dat is allemaal land. Duizenden en duizenden kilometers land. Duitsland, Rusland, Mongolie, China. Met van alles er boven en er onder.” Kraaij zweeg bij het voorstellen van deze immense landenmassa.
    “Mm,” mijmerde Vos, “het lijkt mij wel wat, die kant uit. Oostwaards. Het zijn wel afstanden niet?"
      “Het vervoer?“ vroeg Kraaij zich af. “Hoe moet dat nu? Zelfs voor een vliegende kraaij is het een heel fors eind. Voor een loopse vos is het niet te doen.”
      “Niet nodig, dat vliegen of lopen,” bedacht Heer Vos. “Wij gaan liften.”
      “Liften,” herhaalde Kraaij ongelovig, “Wie neemt ons nu mee? Een vliegende Kraaij en een Vos die zijn leven een nieuwe richting wil geven?”
     “Geen probleem,” beweerde Vos voldaan. Hij had ervaring in het liften. “Wij gaan per spoor naar het oosten. Wij nemen gewoon de goederentrein. Met name de nachtgoederentrein. In goederentreinen heb je geen kaartjes controle. Je moet je onderweg gewoon gedeist houden. Als je geluk hebt kom je in een trein terecht die etenswaren  vervoert. En als je pech hebt dan spring je er gewoon uit. Zo gaat dat.”

*   *   *

De heren besloten nog diezelfde nacht te vertrekken, per trein dus, en moesten zich derhalve in de namiddag naar het bijzijnde station begeven. Alvorens tot deze ingrijpende stap over tegaan moesten er belangrijke Voorbereidende Maatregelen genomen worden. Allereerst was het tijd voor een hartige hap. “Ik heb nog een pakje kippensoep,” deelde Kraaij mee, “dat kan nu wel op. Daarna zien we het wel.”
      Dan was het tijd voor geschikte kledij. “Het lijkt me handig als ik voor de gelegenheid mijn hondenpak aantrek,” besloot Vos. “Onze reis brengt ons onvermijdelijk in nauw contact met allerlei dieren. Ook dat tweebenige dier dat mens heet. En mensen houden niet van vossen, maar wel van honden.”
   Het hondenpak bestond uit een sportief jasje met bijbehorende pet dat vaak door keeshonden gedragen wordt. Het jasje had een vrolijk maar toch stemming ruitjespatroon. Vos trok het jasje aan, zette de bonte boerenpet op en, voila, hij was door deze simpele ingrepen niet van een echte keeshond te onderscheiden. Kraaij verklaarde eens te meer dat hij van nature goed in de veren gestoken was en derhalve geen aanvullende of verhullende attributen van node had. Vos gooide de ingangen van zijn vossehol dicht. Gesterkt door het smakelijke voedsel togen de heren nu goed gekleed en welgemoed op reis.

Heer Vos op Weg naar het Oosten
in het gebruikelijke plunje van de keeshond.


Het eerste doel was het station te Arnheim. Per bus. Vanuit Arnheim vertrekken dagelijks vele goederentreinen oostwaards. De Baarnsche Bossen, het domein waar Vos en Kraaij vertoefden, lag niet ver van Arnheim. Heer  Vos en Kraaij hadden talloze keren de bus richting Arnheim zien vertrekken van de halte tegenover de kippenboerderij klasse 2A van boer M. Jansen. 
     “Wij doen dat als volgt,” verklaarde Vos, “Jij gaat op het dak zitten en ik sluip naar binnen met de passagiers mee. Binnen verschuil ik me dan. Tot het eindpunt van de rit.”
     En zo deden ze dat. Heer Vos glipte in het halfduister verscholen tussen de instappende passagiers naar binnen. Hij plaatste zich braaf naast een dame waarvan hij vermoedde dat zij op honden gesteld was. “Braaf hondje,” sprak het vrouwtje dan ook toen Heer Vos haar met glanzende ogen aankeek en zijn bek op haar been liet rusten. Zij aaide de zwijmelende Vos over de nek – zijn hoofd en bovenlijf waren immers onder pet en jasje verborgen. “Ja,” sprak de hondenliefhebster tot zichzelf, “keeshonden zijn o zo slim. Bijna net zo slim als een vos.” 
      Heer Vos bracht een instemmend kefje ten gehore.
      “O jij verstaat wat ik zeg, niet?” vroeg de dame vriendelijk. “Waar is je baasje? Eigenlijk hoor je in de bus aan de lijn gehouden te worden.” En zij speurde naar een passagier met een hondelijn. “O jeetje, ik zie dat je ook geen halsband met penning hebt. Je bent toch niet toevallig een zwerfhond? Heeft je baas je ergens op een verlaten plek uit de auto gegooid? Of ben je weggelopen?”
      De loop van het gesprek beviel Heer Vos niet. Als hij ergens een henkel aan had dan was het wel een halsband, en aan de lijn gehouden honden waren een doelwit van spot van onze Vos. “Pak me dan, als je kan,” was een geliefd spelletje van deze vrijbuiter, maar dit was iets geheel anders.  
      Het vriendelijke vrouwtje wist van geen ophouden. “Misschien dat ik je dan toch maar mee naar huis moet nemen, al is het maar voor één nachtje. Dan breng ik je morgen gezellig naar het Opvang Centrum voor Dakloze Honden. In "De Mensenvriend" zorgen ze reuze goed voor weggelopen of verlaten beesten. De verzorgers gaan je met zeep wassen, ontsmetten je, spuiten de vlooien en teken er uit, geven injecties tegen Alle Honden Ziekten,  en je krijgt natuurlijk een goede hap biologisch verantwoord eten. En als dat allemaal gebeurd is dan ga je in een grote kooi met je soort- en lotgenoten. Dan heb je ook nog passend gezelschap.”
    Dit scenario beviel Heer Vos allerminst. “Hoe kan een vriendelijk iemand toch zo wreed zijn?” vroeg hij zich af.
    (Terzijde: Vossen en honden hebben een moeilijke verstandhouding. Aan de ene kant zijn ze aan elkaar verwant en beiden houden er van om achter de konijnen aan te zitten. Soms kunnen zij elkaar niet uitstaan. Vossen hebben honden nooit hun deelname in de vossenjacht vergeven!).

Zal Vos in het Honden Opvang Centrum “De Mensenvriend” belanden of zijn reis zoals voorzien kunnen voortzetten? Daarover meer in de volgende aflevering!



© Zamfactor Ltd. 2013. Alle rechten voorbehouden.