Heer Vos en Sjaak Kraaij zoeken het Oostwaards: Aflevering 1. Heer Vos wil een nieuw leven oostwaards beginnen. De eerste stap die kant uit is per bus naar het station te Arnheim. Heer Vos glipt als keeshond vermomd het voertuig binnen. Zijn maat Sjaak Kraaij legt de route in zijn natuurlijke plunje op het dak van de bus af. Door toedoen van een vriendelijk dame in de bus dreigt Heer Vos in het Opvang Centrum voor Dakloze Honden terecht te komen......
Heer Vos staarde droefgeestig het
hem zo vertrouwde vergezicht in vanaf de top van de Bovendoornsche Heuvel.
“Mijn leven is mislukt,” vertrouwde hij zijn maat Sjaak Kraaij toe, “in al die jaren ben ik er niet in geslaagd om ook maar één kip uit boer Jansen’s kippenparadijs te verschalken. Ik heb het ondergronds geprobeerd, vanuit de lucht en zelfs met bruut geweld door het hek heen. Het is allemaal misgelopen. Ik moet hier weg. Misschien dat het elders beter is. Mijn horizon vergroten. Verleggen. Een nieuwe uitdaging aangaan.”
“Mijn leven is mislukt,” vertrouwde hij zijn maat Sjaak Kraaij toe, “in al die jaren ben ik er niet in geslaagd om ook maar één kip uit boer Jansen’s kippenparadijs te verschalken. Ik heb het ondergronds geprobeerd, vanuit de lucht en zelfs met bruut geweld door het hek heen. Het is allemaal misgelopen. Ik moet hier weg. Misschien dat het elders beter is. Mijn horizon vergroten. Verleggen. Een nieuwe uitdaging aangaan.”
“Je
wil toch niet zeggen dat je geen kippetje meer lust,” vroeg Sjaak achterdochtig.
“Niet
meer, en niet minder,” antwoordde Vos gelaten. “Het zal me een worst wezen. De
vraag is: Waarheen? Welke richting moet ik inslaan om mijn leven, ach hoe moet
ik het zeggen.......”
“Een
nieuwe wending te geven?” probeerde Kraaij behulpzaam.
“Zoiets,
ja,” mompelde Heer Vos.
“Voor
zover ik de richtingen vanuit de lucht heb kunnen bekijken zit het zo,” begon Sjaak
Kraaij uit te leggen, “als je naar boven gaat,”
“Naar
het noorden, bedoel je?” onderbrak Vos.
“Naar
het noorden,” beaamde Sjaak, “nou, als je dat lang genoeg doet dan kom je op de
noordpool. Daar is alleen maar sneeuw en ijs en kou.”
“En
hoe zit het met de pinguins,” vroeg Vos hoopvol.
“Die
zitten aan de zuidpool, de andere kant uit.”
“Dat
zouden we dus kunnen proberen,” overwoog Vos.
“De
Zuidpool is héél ver weg,” gaf Sjaak te kennen. “En bovendien, voordat je op de
zuidpool komt moet je eerst door de woestijn. De Sahara. Het is daar overdag
bloedheet en er is geen water. Alleen woestijnvossen kunnen dat aan.
Nederlandse vossen komen er nooit doorheen. Tenzij op een kameel onder
begeleiding.”
“Ik
op een kameel,” zei Vos bedachtzaam. ”Ik weet niet of ik dat wel zie zitten.
Lijkt meer op een Fata Morgana, als
je begrijpt wat ik bedoel.” (Terzijde: Jongens en meisjes, een fata morgana is
een moeilijk woord voor een optische illusie veroorzaakt door verticale warmteverschillen in aangrenzende luchtlagen).
“Eerder
een fatale morgana,” als je het mij vraagt,” beweerde Kraaij, die ook het
vliegen in een dergelijke hitte niet zag zitten. “Dan ligt de zee in het
westen,” vervolgde Kraaij. “Duizenden kilometers water. Dat is niks voor een
Kraaij. Die zijn daar niet op gebouwd. Wij zinken, waar anderen drijven. Zoals
de Albatros.”
“Begrijpelijk," erkende Vos, ”en hoe zit het met de andere kant van het westen?
“Oh,
het oosten bedoel je?”
“Uiteraard,
het oosten. Het verre oosten, het midden-oosten, gewoon als het maar oost
is......”
“Dat
is allemaal land. Duizenden en duizenden kilometers land. Duitsland, Rusland,
Mongolie, China. Met van alles er boven en er onder.” Kraaij zweeg bij het voorstellen
van deze immense landenmassa.
“Mm,”
mijmerde Vos, “het lijkt mij wel wat, die kant uit. Oostwaards. Het zijn wel
afstanden niet?"
“Het
vervoer?“ vroeg Kraaij zich af. “Hoe moet dat nu? Zelfs voor een vliegende
kraaij is het een heel fors eind. Voor een loopse vos is het niet te doen.”
“Niet
nodig, dat vliegen of lopen,” bedacht Heer Vos. “Wij gaan liften.”
“Liften,”
herhaalde Kraaij ongelovig, “Wie neemt ons nu mee? Een vliegende Kraaij en een
Vos die zijn leven een nieuwe richting wil geven?”
“Geen
probleem,” beweerde Vos voldaan. Hij had ervaring in het liften. “Wij gaan per
spoor naar het oosten. Wij nemen gewoon de goederentrein. Met name de nachtgoederentrein.
In goederentreinen heb je geen kaartjes controle. Je moet je onderweg gewoon
gedeist houden. Als je geluk hebt kom je in een trein terecht die etenswaren vervoert. En als je pech hebt dan spring je er
gewoon uit. Zo gaat dat.”
* * *
De heren besloten nog diezelfde
nacht te vertrekken, per trein dus, en moesten zich derhalve in de namiddag
naar het bijzijnde station begeven. Alvorens tot deze ingrijpende
stap over tegaan moesten er belangrijke Voorbereidende Maatregelen genomen
worden. Allereerst was het tijd voor een hartige hap. “Ik heb nog een pakje
kippensoep,” deelde Kraaij mee, “dat kan nu wel op. Daarna zien we het wel.”
Dan
was het tijd voor geschikte kledij. “Het lijkt me handig als ik voor de
gelegenheid mijn hondenpak aantrek,” besloot Vos. “Onze reis brengt ons
onvermijdelijk in nauw contact met allerlei dieren. Ook dat tweebenige dier dat
mens heet. En mensen houden niet van vossen, maar wel van honden.”
Het
hondenpak bestond uit een sportief jasje met bijbehorende pet dat vaak door
keeshonden gedragen wordt. Het jasje had een vrolijk maar toch stemming
ruitjespatroon. Vos trok het jasje aan, zette de bonte boerenpet op en, voila, hij was door deze simpele ingrepen niet van een
echte keeshond te onderscheiden. Kraaij verklaarde eens te meer dat hij van
nature goed in de veren gestoken was en derhalve geen aanvullende of
verhullende attributen van node had. Vos gooide de ingangen van zijn vossehol dicht. Gesterkt door het smakelijke voedsel togen de heren nu goed gekleed
en welgemoed op reis.
Heer Vos op Weg naar het Oosten in het gebruikelijke plunje van de keeshond. |
Het
eerste doel was het station te Arnheim. Per bus. Vanuit Arnheim vertrekken
dagelijks vele goederentreinen oostwaards. De Baarnsche Bossen, het domein waar
Vos en Kraaij vertoefden, lag niet ver van Arnheim. Heer Vos en Kraaij hadden talloze keren de bus
richting Arnheim zien vertrekken van de halte tegenover de kippenboerderij
klasse 2A van boer M. Jansen.
“Wij doen dat als volgt,” verklaarde Vos, “Jij gaat op het dak zitten en ik sluip naar binnen met de passagiers mee. Binnen verschuil ik me dan. Tot het eindpunt van de rit.”
“Wij doen dat als volgt,” verklaarde Vos, “Jij gaat op het dak zitten en ik sluip naar binnen met de passagiers mee. Binnen verschuil ik me dan. Tot het eindpunt van de rit.”
En
zo deden ze dat. Heer Vos glipte in het halfduister verscholen tussen de
instappende passagiers naar binnen. Hij plaatste zich braaf naast een dame waarvan hij vermoedde dat zij op honden gesteld was. “Braaf hondje,”
sprak het vrouwtje dan ook toen Heer Vos haar met glanzende ogen aankeek en
zijn bek op haar been liet rusten. Zij aaide de zwijmelende Vos over de nek –
zijn hoofd en bovenlijf waren immers onder pet en jasje verborgen. “Ja,” sprak
de hondenliefhebster tot zichzelf, “keeshonden zijn o zo slim. Bijna net zo
slim als een vos.”
Heer
Vos bracht een instemmend kefje ten gehore.
“O
jij verstaat wat ik zeg, niet?” vroeg de dame vriendelijk. “Waar is je
baasje? Eigenlijk hoor je in de bus aan de lijn gehouden te worden.” En zij
speurde naar een passagier met een hondelijn. “O jeetje, ik zie dat je ook geen
halsband met penning hebt. Je bent toch niet toevallig een zwerfhond? Heeft je
baas je ergens op een verlaten plek uit de auto gegooid? Of ben je weggelopen?”
De loop van het gesprek beviel Heer Vos niet. Als hij ergens een henkel aan had
dan was het wel een halsband, en aan de lijn gehouden honden waren een doelwit
van spot van onze Vos. “Pak me dan, als je kan,” was een geliefd spelletje van deze vrijbuiter, maar dit was iets geheel anders.
Het
vriendelijke vrouwtje wist van geen ophouden. “Misschien dat ik je dan toch
maar mee naar huis moet nemen, al is het maar voor één nachtje. Dan breng ik je
morgen gezellig naar het Opvang Centrum voor Dakloze Honden. In "De Mensenvriend" zorgen ze
reuze goed voor weggelopen of verlaten beesten. De verzorgers gaan je met
zeep wassen, ontsmetten je, spuiten de vlooien en teken er uit, geven injecties
tegen Alle Honden Ziekten, en je krijgt natuurlijk
een goede hap biologisch verantwoord eten. En als dat allemaal gebeurd is dan ga je in een grote kooi met
je soort- en lotgenoten. Dan heb je ook nog passend gezelschap.”
Dit scenario beviel Heer Vos
allerminst. “Hoe kan een vriendelijk iemand toch zo wreed zijn?” vroeg hij zich
af.
(Terzijde: Vossen en honden hebben een moeilijke verstandhouding. Aan de ene kant zijn ze aan elkaar verwant en beiden houden er van om achter de konijnen aan te zitten. Soms kunnen zij elkaar niet uitstaan. Vossen hebben honden nooit hun deelname in de vossenjacht vergeven!).
Zal Vos in het Honden Opvang Centrum “De Mensenvriend” belanden of zijn reis zoals voorzien kunnen voortzetten? Daarover meer in de volgende aflevering!
(Terzijde: Vossen en honden hebben een moeilijke verstandhouding. Aan de ene kant zijn ze aan elkaar verwant en beiden houden er van om achter de konijnen aan te zitten. Soms kunnen zij elkaar niet uitstaan. Vossen hebben honden nooit hun deelname in de vossenjacht vergeven!).
Zal Vos in het Honden Opvang Centrum “De Mensenvriend” belanden of zijn reis zoals voorzien kunnen voortzetten? Daarover meer in de volgende aflevering!
© Zamfactor Ltd. 2013. Alle
rechten voorbehouden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten